Een huis aan huis verkoper spreekt ons aan en vraagt wat we aan het doen zijn. Als Fernand – opbouwwerker bij Raster – uitlegt dat we langs de deuren gaan om liedjes aan huis te bezorgen vraagt hij of hij ook een stukje mag horen. “Ja, waarom niet?” Dus ik speel een stukje, hij filmt het met z’n telefoon en is achteraf door het dolle heen – “Waarom ken ik jou nog niet? En wat een tof idee om bij mensen langs te gaan!”
Vorige week is dan eindelijk het project gestart: Liedjes aan huis. Stiekem vind ik het best spannend om zomaar bij mensen aan te bellen. Vinden ze dat wel prettig? Het is fijn om op pad te zijn samen met een opbouwwerker die de wijk goed kent. Meestal wordt de deur geopend door iemand met een flinke frons. Soms nieuwsgierig, soms wat wantrouwend. Maar als we uitleggen wat we komen doen gaat de frons snel over in een glimlach. Aarzelend nemen ze het liedje in ontvangst en daarna zijn veel mensen toch wel geraakt – zeker als het me lukt om goed aan te sluiten bij de persoon die voor me staat.
In Voorstad vraagt Fernand steeds aan de mensen bij wie we aanbellen of zij ook nog iemand anders in de straat kennen die wel een liedje verdient. Daardoor worden we kriskras door de wijk gestuurd en ‘vinden’ we veel mensen die in eerste instantie niet op de lijst staan. Buurtbewoners weten zelf ook heel goed wie het kan gebruiken en wie er voor openstaat, zeker in volkswijken. Het werkt goed: we laten veel mensen vrolijk achter. Er zijn zelfs wat voorzichtige dansjes en een paar mensen in tranen. Een vrouw was net haar man verloren, een ander ontzettend verdrietig omdat coronamaatregelen alles uit haar leven halen wat zij de moeite waard vindt. In de Zandweerd ga ik samen met Rob, wijkwerker in de Zandweerd, langs bij iemand die zelf herstellende is van covid. Ze straalt helemaal na het liedje.
Ik merk ook, na vier wijken, dat het heel veel uitmaakt hoe je het brengt. Als je jezelf licht en luchtig introduceert reageren mensen beter dan wanneer je noemt dat je bij mensen langsgaat die ‘het goed kunnen gebruiken’. Al bedoelen wij het niet zo, het lijkt dan net alsof ze zielig zijn, denk ik.
We horen ook veel dat het fijn is dat iemand ze ziet. Dat er aandacht voor ze is. Bijvoorbeeld als ik met opbouwwerker Thomas langs ga bij de sportschool in Platvoet, die zich iedere keer weer door nieuwe maatregelen heen moet worstelen. Vaak krijgt de opbouwwerker of ik achteraf nog een enthousiast of emotioneel appje van iemand bij wie we op bezoek zijn geweest.
Natuurlijk zijn er ook een paar die het afwimpelen: Niets voor mij, of: Ik doe nergens aan mee. Ze lijken het niet helemaal aan te durven en het is de kunst om dan in te schatten of je iemand liefdevol kunt overtuigen of gewoon moet laten – dat is ook oké.
Vrijdag eindigt onze ronde met een minifeestje op straat. Zodra we in Voorstad Oost vertellen wat we komen doen wordt er direct bij allerlei buren aangebeld en even later staan er een paar gezinnen met kinderen op straat om op veilige afstand van een liedje te genieten. Dan merk je dat mensen live muziek missen. En samen genieten. Ik zelf ook trouwens. Die avond heb ik nog iets anders, dus ik moet het bvo’tje helaas afslaan. Wat een dag.
Het is intensief maar dankbaar werk. Het liefst doen we niemand te kort en proberen we de hele lijst af te werken. Zo waren er al een paar rondes die zo’n 3-4 uur in beslag namen. Zere voeten en een moeie stem, maar het is verdomd mooi.
Ik ben dankbaar dat ik dit project kan doen. Commercieel gezien zou dit nooit rendabel kunnen zijn, maar het is zo waardevol voor mensen. Het is mooi dat het dan tóch kan, doordat Fonds Podium Kunsten het project steunt, maar ook door de inzet van al die opbouwwerkers die met me meegaan. Die weten waar ik moet zijn en hoe elke wijk net weer een iets andere benadering nodig heeft.